
Zeg dat er een zombiefilm bestaat met Bill Murray en Adam Driver, dan sta ik te springen om die te zien – ook al geeft het cijfer op IMDb weinig hoop. De comedy-horror The Dead Don’t Die komt van de hand van Jim Jarmusch, die al eerder met Murray samenwerkte in Broken Flowers en er in zijn films meestal een opvallend vreemd sfeertje op na houdt.
The Dead Don’t Die speelt zich af in een slaperig dorpje, dat sinds de jaren 80 stil lijkt te staan. Murray en Driver zijn twee politieagenten die nooit enige vorm van actie tegenkomen. Wanneer olieboringen op de zuidpool verregaande gevolgen hebben voor de rotatie-as van de aarde, met alle mogelijke rampscenario’s van dien, heeft het dorpje vooral last van doden die weer tot leven komen. Juist: klassieke trage zombies die uit hun graf opstaan. De agenten, maar ook de plaatselijke boer (Steve Buscemi), een zwerver (Tom Waits) en een lijkschouwer met een liefde voor samurai (Tilda Swinton) dealen allemaal op hun eigen manier met de ondoden.
The Dead Don’t Die heeft dus een sterke cast, met Swinton in zo’n absurd personage dat alleen zij dat met een stalen gezicht kan spelen. Het wisselt regelmatig vanuit welk perspectief je het verhaal volgt, alsof de hoofdrol telkens wisselt. Interessant, maar dat levert wel een gek tempo op. Omdat de zombies zo traag zijn is er genoeg ruimte voor oneliners en flauw commentaar, wat doet denken aan Shaun of the Dead. Al bouwt de film wel op naar een onvermijdelijke climax waarin zelfs trage zombie’s kunnen winnen. Wat nog het meest opvalt aan The Dead Don’t Die is de zelfreflectie. Adam Driver klaagt de hele film lang dat ie het gevoel heeft dat het slecht gaat aflopen en op een gegeven moment wordt er zelfs besproken hoe het script eruit ziet. Wat Jim Jarmusch’ idee hierachter was blijft onduidelijk, maar het past wel zijn stijl van filmmaken dat je gegarandeerd een umheimlich gevoel geeft. Deze postmodernistische pulp maakt de film niet per se goed, maar wel vermakelijk.