
Als je mij vijf jaar geleden had verteld dat ik een film met Will Ferrell fantastisch leuk zou vinden had ik je waarschijnlijk stomverbaasd aangekeken. De acteur met de krullen staat voornamelijk bekend om een typische vorm van onderbroekenlol die mij niet echt echt weet te prikkelen. Stranger Than Fiction was echter heerlijk verfrissend, en op meer manieren dan alleen een aangename rol van Ferrell.
In Stranger Than Fiction volg je het leven van de saaie belastinginspecteur Harold Crick (Will Ferrell). Dit doe je niet van een afstand, want Harold’s gedachten zijn namelijk niet privé maar worden naverteld door een stem in Harold’s hoofd. Het is voor Harold snel duidelijk; hij is een personage in een verhaal en moet erachter komen wie hem schrijft voordat er iets afschuwelijks gebeurt.
Het plot lijkt een beetje gezapig, er zijn al vaker verhalen geweest over gestructureerde levens die door een hogere kracht om zeep worden geholpen, totdat de hoofdpersoon erachter komt dat zijn nieuwe leven, met de spontaniteit en de ongemakken, stukken beter bevalt dan de klinische regelmaat die hij achterliet. Stranger Than Fiction geeft wel een twist door de interconnectiviteit van het verhaal en vooral door de glansrijke bijrollen. Neem nou Dustin Hoffman als professor van de literatuur die het Ferell kwalijk neemt dat die de trappen van het trappenhuis telt. Voor de kenner schiet meteen Rain Man door zijn hoofd en het mooie is dat de film met dit soort geintjes is doorspekt. Ook wordt er, vooral in de eerste 40 minuten, creatief omgegaan met camerapunten, waar het nogal eens aan kan schorten in dergelijke tragikomedies. Naast deze duidelijke pluspunten is het moeilijk uit te leggen waarom Stranger Than Fiction nou precies zo’n heerlijke feelgood film is, wat kan verklaren waarom ie destijds nauwelijks in de media is geweest. Uiteraard vormt dit wel de perfecte uitnodiging om de verrassing zelf te ervaren en daarvoor kun je rustig je vrienden en familie uitnodigen.